Beleggen draait niet alleen om groei. Het gaat om waarde. En waarde wordt niet alleen bepaald door wat je op papier verdient, maar vooral door wat je overhoudt nadat inflatie haar werk heeft gedaan. Want een jaarlijks rendement van 6% klinkt aantrekkelijk — maar als de inflatie 4% bedraagt, blijft er van die winst netto niet veel over. Daarom is het cruciaal dat beleggers het verschil begrijpen tussen nominaal en reëel rendement. Het lijkt een technisch detail, maar dit verschil bepaalt of je vermogen echt groeit, of stilletjes wordt uitgehold. Wat is nominaal rendement? Nominaal rendement is het brutorendement van een belegging. Het is de procentuele winst (of verlies) die je ziet op je rekening — exclusief correcties voor inflatie, belastingen of kosten. Stel, je belegt €10.000 in een aandelenfonds dat aan het einde van het jaar €10.600 waard is. Je nominale rendement is dan 6%. Het probleem? Nominale cijfers houden geen rekening met de daling van de koopkracht. Ze zeggen iets over je geldbedrag, maar niets over wat je ermee kúnt doen. Wat is reëel rendement? Reëel rendement corrigeert voor inflatie. Het vertelt je dus hoeveel je koopkracht echt is toegenomen. Als de inflatie in datzelfde jaar 4% bedraagt, dan is je reële rendement: Reëel rendement = ((1 + nominaal rendement) / (1 + inflatie)) – 1 = ((1 + 0,06) / (1 + 0,04)) – 1 = 1,923% Je hebt dus niet écht 6% verdiend. Je hebt netto slechts 1,923% meer koopkracht. Dat verschil kan in de loop der jaren gigantisch worden — vooral als je belegt voor je pensioen, financiële onafhankelijkheid of de toekomst van je kinderen. Zoals je ziet, kan een positief nominaal rendement nog steeds leiden tot een verlies in reële waarde. Waarom inflatie het stilste risico is Inflatie is geen schokgolf zoals een beurscrash. Ze komt zachtjes binnen, sluipt langzaam door je vermogen, en doet haar werk jaar na jaar. Je merkt het pas laat — aan de benzinepomp, in de supermarkt, bij de jaarlijkse vakantie. Juist omdat inflatie zo stil is, vergeten veel beleggers haar mee te nemen in hun strategie. Maar zonder inflatiecorrectie vergelijk je appels met opgeblazen ballonnen. Dat geldt ook voor de beoordeling van langetermijnrendementen. Een fonds dat over tien jaar 60% groeit, lijkt goed te presteren. Maar als de inflatie in die periode gemiddeld 3% per jaar was, is de werkelijke koopkrachtwinst maar 26,5%. Daarom is het van belang om altijd verder te kijken dan het oppervlakkige cijfer. Wil je weten hoe je dat concreet toepast op je eigen portefeuille? Ontdek meer over het meten van strategieprestaties met inflatie in gedachten. Hoe houd je inflatie onder controle in je strategie? Je kunt inflatie niet stoppen. Maar je kunt je er wél tegen wapenen.
En misschien het belangrijkste: wees je bewust van het verschil. Door enkel te focussen op mooie jaarlijkse groeicijfers, loop je het risico jezelf rijk te rekenen — terwijl je in werkelijkheid langzaam achteruitgaat. Jaarlijks versus cumulatief rendement Een ander misverstand: veel beleggers kijken naar gemiddeld jaarlijks rendement zonder rekening te houden met inflatievariatie of vermogensschommelingen. Bijvoorbeeld: een portefeuille die in jaar 1 +10% groeit, en in jaar 2 -10% daalt, lijkt gemiddeld 0% te renderen. Maar in werkelijkheid verlies je: €100 → €110 → €99 → verlies van 1% Dat effect — het verlies van samengestelde groei — wordt nóg groter als je inflatie meerekent. Daarom is het belangrijk om te kijken naar cumulatief reëel rendement over tijd, niet alleen naar het jaarlijkse gemiddelde. Wat echt telt Uiteindelijk gaat het bij beleggen niet om cijfers op papier. Het gaat om wat je met je geld kunt doen. Je toekomst, je doelen, je vrijheid. Nominale groei is aantrekkelijk — maar reële waarde is wat je nodig hebt. Daarom is inzicht in inflatie, en het verschil tussen nominaal en reëel rendement, geen luxe. Het is essentieel. Pas als je dat verschil begrijpt, kun je bouwen aan een strategie die niet alleen groot oogt, maar ook echt duurzaam groeit.
|
Jaarlijkse rendementen, reële rendementen en inflatie: wat telt écht bij langetermijnbeleggen?
